VERSLAG VAN DE BIJEENKOMST ‘AAN DE SLAG MET VEERKRACHT IN DE WIJK’
Veldacademie nieuwsbrief april 2024
Op maandagochtend 8 april organiseerde Veldacademie een bijeenkomst met vertegenwoordigers uit de wetenschap, beleidsmakers en bewoners/initiatiefnemers uit de wijk om te praten over sociale netwerken en (gemeenschaps)veerkracht. Welke generieke lessen en inzichten hebben we over de jaren opgedaan? En wat betekenen die voor de toekomst van andere wijken én de hele stad? Een verslag van een vruchtbare en ook kritische bijeenkomst over veerkracht in de wijk.
LEREN VOOR DE STAD
De aanleiding voor de bijeenkomst is de monitor Veerkracht in Bospolder-Tussendijken, een tussentijds onderzoek binnen het programma Veerkrachtig BoTu 2028. Met de monitor wordt inzicht gegeven in vijf jaar wijkontwikkeling, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling en samenwerking van zowel formele als informele netwerken. De bijeenkomst is specifiek bedoeld als een moment voor reflectie, als een plek waar ruimte is voor signalen, inzichten en (kritische) vragen. Als een plek om te leren voor de stad. Het is vooral ook een eerste gesprek waarop nog velen zullen volgen.
“Veerkracht is iets van de lange adem, iets wat zichzelf continu hervindt en er niet is om een kortstondig probleem op te lossen. En veerkracht zit ook in het doorgaan na tegenslagen”, spreekt concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling bij de gemeente Edim Hadziavdic treffend, waarmee hij ook de ochtend aftrapt.
BOUWEN AAN OVERBRUGGENDE COALITIES
De bijeenkomst is opgedeeld in drie thematische gesprekken: Governance, Plek & ruimte en Lerende omgeving. Bij Governance sluiten vijf panelleden aan: Bilal Taner (gemeente Rotterdam – Maatschappelijke Ontwikkeling), Liese Vonk (gemeente Rotterdam – Ruimte, Wonen & Milieu), Rebecca Moody (Erasmus Universiteit), Roland Blonk (Tilburg University) en Bram Dingemanse (Welzijnscoalitie Delfshaven). Het bouwen aan overbruggende coalities is van essentieel belang om veerkracht verder te brengen, vanuit zowel de informele als formele kant. Hoe kun je dat doen? En wat vraagt die samenwerking van ambtenaren?
“Kijk naar de gelaagdheid, potentie en kracht van een wijk
en sluit aan bij wat al aanwezig is.”
Bilal Taner (gemeente Rotterdam)
Bilal is geboren en getogen in Spangen en woont in BoTu. De belangrijkste les die hij heeft geleerd, zowel persoonlijk als professioneel, heeft te maken met verhaal en perspectief. “Vanuit de institutionele wereld bedenken we vaak normen, maar het is belangrijk om te beseffen dat een wijk niet ‘stuk’ is, niet gerepareerd hoeft te worden. Kijk juist naar de gelaagdheid, potentie en kracht van een wijk en sluit aan bij wat aanwezig is. Een mooiere wijk begint met zien wat al mooi is.” “Sociale veerkracht maak je niet, dat zaai je.
MEER NAAR BUITEN
Liese heeft naar eigen zeggen een haat-liefdeverhouding met haar ‘institutionele bril’. “Voor ons als ambtenaren is het belangrijk om naar buiten te gaan, de verhalen op te halen en de energie in de wijk te voelen. Zodra je er beleid van maakt, is het dood.” Een collega van Liese uit de zaal reageert. In haar rol ziet zij grote verschillen tussen de gemeenschappen, de community’s, en de gemeente. “Bij de community’s is maatwerk, saamhorigheid en solidariteit belangrijk. De logica van de overheid is vooral gestoeld op het gelijkheidsbeginsel. Als je dat kunt benoemen, kun je de eerste stapjes in een samenwerking zetten.” Ook het verschil tussen het functioneren van de systeemwereld binnen de gemeente en de leefwereld in de wijk benoemt ze. “Wij werken vanuit clusters. En uiteindelijk voor de wethouder. Dat systeem werkt goed, maar zorgt ook voor spanning.”
MISMATCH TUSSEN SYSTEEM- EN LEEFWERELD
Zou die systeemwereld dan op de schop moeten? Rebecca: “De overheid bedenkt vaak: we moeten iets met een wijk. Vervolgens gaan ze op basis van specifieke onderwerpen de wijk in en komen ze tot de conclusie dat ze ook iets met de mensen moeten. Het probleem hierbij is dat je als ambtenaar heel erg op je eigen eilandje blijft en ook nog eens beslist waar bewoners over mogen beslissen. Want heeft dat onderwerp wel echt prioriteit in de wijk? Een project zoals Veerkrachtig BoTu 2028 laat wat mij betreft zien dat het wel kan, dat je wel onderwerpoverstijgend kunt werken én oog hebt voor wat belangrijk is in de wijk.”
VEERKRACHT ZAAIEN
Bram knikt instemmend. Hij herkent veel in de monitor en benadrukt met klem dat je “sociale veerkracht niet maakt, maar zaait.” Delfshaven noemt hij als een schoolvoorbeeld waar veel is geïnvesteerd in sociale netwerken en waardoor die veerkracht in een paar jaar tijd écht is opgekomen. “Ik zou zeggen: gemeente, zaai lekker door.” Roland slaat aan op de zaaimetafoor van Bram. “Om potentie te kunnen realiseren heb je drie dingen nodig: dat mensen het willen, dat ze het kunnen én in staat gesteld worden. Daar heb je een overheid voor nodig die toelaat en zaait.”
En ik zou zeggen: gemeente, zaai lekker door.”
Bram Dingemanse (Welzijnscoalitie Delfshaven)
SOCIAAL-FYSIEKE INFRASTRUCTUUR
Het tweede gesprek heeft als thema Plek & ruimte. Hierbij schuiven Mattijs van Ruijven (gemeente Rotterdam – Stadsontwikkeling), Joke Drijfhout (gemeente Rotterdam – Maatschappelijke Ontwikkeling), Machiel van Dorst (TU Delft), Paul van der Laar (EUR) en twee vertegenwoordigers van de buurthuiskamers in Delfshaven Carolina Castro en Madelon Stoele aan. Een voorwaarde voor veerkracht is een sociaal-fysieke infrastructuur waar ontmoeting kan plaatsvinden; formele en informele plekken waar mensen zich kunnen organiseren. Stedenbouwkundige Mattijs ziet dat er veel behoefte is aan zulke plekken in BoTu, maar dat het blijkbaar niet altijd eenvoudig is om die te realiseren. Hij pleit ervoor dat de “sociale en fysieke behoeftes en opgaves veel meer integraal moeten worden beschouwd”. En dat de interne afdelingen binnen de gemeente daarvoor ook een stuk integraler met elkaar moeten gaan samenwerken.
CLUSTEROVERSTIJGEND WERKEN
Joke heeft ervaring met clusteroverstijgend werken, maar geeft ook aan dat het niet altijd werkt. Onder meer vanwege cultuurverschillen tussen afdelingen. En ook samenwerken met de stad, met de bewoners is in de praktijk vaak complexer dan hoe je het van tevoren in de ivoren toren bedenkt. “Het is zoeken naar een goede samenwerking. Tegelijkertijd blijf je een gemeente met een bepaalde verantwoordelijkheid en je moet kunnen uitleggen aan mensen hoe je in de wedstrijd zit.”
ONTMOETINGSPLEKKEN ZIJN DE BASIS
Ontmoetingsplekken zijn de basis voor alles, weten Carolina en Madelon als geen ander. “Daar kunnen bewoners meedenken, hun stem delen, meebeslissen en hun behoeftes uiten. Heb je de intentie om mensen te betrekken? Dan moet er een ontmoetingsplek zijn.” Machiel beaamt dit. “Het is belangrijk dat bewoners de ruimte krijgen om hun wijk of stad toe te eigenen.” En hij onderschrijft ook Mattijs’ behoefte aan integraliteit. “Maar op dit moment hobbelt het fysieke domein er maar een beetje achteraan, terwijl het fysieke het sociale zou moeten faciliteren. Daar ligt echt een uitdaging.”
Paul besluit het tweede gesprek met een mooi bruggetje naar het laatste gesprek. “Participatie, de co-creatiemaatschappij is een van de allermoeilijkste dingen waar de gemeente op dit moment mee te maken heeft.” Tegelijkertijd is het niet de eerste keer dat met dit bijltje wordt gehakt, dus Paul spreekt ook het collectief leervermogen aan. “Durf los te laten”, geeft hij de gemeente mee.
“Het fysieke zou het sociale moeten faciliteren.
Daar ligt echt een uitdaging.”
Machiel van Dorst (TU Delft)
LERENDE OMGEVING
Het derde en laatste gesprek, Lerende omgeving, is met Robbert de Vrieze (Delfshaven Coöperatie/ wijkonderzoekscollectief Delfshaven zoekt het uit), Maarten van der Sanden (zelfstandig onderzoeker), Arnold Reijndorp (zelfstandig onderzoeker) en Maarten van Kooij (gemeente Rotterdam – Werk & Inkomen). Hoe kun je veerkracht blijven ontwikkelen en hoe organiseer je zo’n leerproces? Robbert denkt dat de bewoners zelf nog veel meer kunnen betekenen, maar de manier waarop (onderzoeks)instituten zijn georganiseerd, vergemakkelijken veranderingen en ontwikkelingen niet. Daarom experimenteert hij met zijn onderzoekscollectief hoe je met “realtime feedback loopsonderzoek, beleid en praktijk beter met elkaar in verbinding kunt brengen en uiteindelijk veel sneller kunt inspelen op transities in de wijk.”
ECOSYSTEEM VAN LOKALE INITIATIEVEN
“We moeten ruimte creëren om integraal samen te werken en van elkaar te leren”, gaat Robbert verder. “Twee dingen zitten hierbij echter dwars. Allereerst de cultuur van samenwerken in de wijk, waarbij goede intenties van mensen soms (onbewust) worden gecriminaliseerd. En de commercialisering en privatisering van het sociaal domein kan een schaduwkant hebben. Dit heeft gevolgen voor het ecosysteem van lokale initiatieven – en dat ecosysteem is per definitie veerkracht.” Maarten (TU Delft) sluit zich aan bij Robbert. “Het individu en die kleine initiatieven zijn erg van belang, omdat ze vaak flexibeler zijn dan de grote organisaties. Juist hier zit ook het leervermogen, het vermogen om nieuwe kennis te ontwikkelen en die toe te passen.”
LEREN MOET JE WILLEN EN KUNNEN
Voor Arnold is het een probleem dat de onderzoeksvraag soms (te) abstract is. “Een netwerk in een wijk groeit en verandert en bestaat uit honderden verschillende actoren, zoals huisartsen, schoolhoofden, winkeliers en ondernemers. Is dat netwerk in staat om te reageren en mee te bewegen, en kansen voor de wijk aan te grijpen?” Maarten (gemeente Rotterdam). “Leren moet je willen, en kunnen. In samenwerking met de EUR hebben we onderzocht hoe je een leeromgeving zo kunt vormgeven dat je blijft leren en dat wat je leert herwaardeert en daar je ambities op bijstelt. Daarnaast: bewoners worden soms ook gek van alle onderzoekers die steeds de wijk in duiken, ook al is het met goeie intenties. Hoe kunnen de onderzochte doelgroepen ook iets concreets terugkrijgen?”
TEGENGELUID OPHALEN
Iemand uit de zaal stelt een vraag. Hoe zorg je er nou voor dat je een leeromgeving creëert waarin niet alleen de succesverhalen worden gedeeld, maar ook dingen die minder goed gaan? Zeker in een omgeving waar mensen misschien wel bang zijn om afgerekend te worden? “Leren gaat juist over verschillen, over pijnlijke of moeilijke dingen en die expliciteren.” Arnold beaamt dit. “We hebben het de hele tijd over ‘verhalen ophalen’ – die moet je ook ophalen om tegengeluid te kunnen laten horen.”
“Veerkracht kun je niet maken,
maar we kunnen er wel de juiste condities voor scheppen.”
Arnoud Molenaar (gemeente Rotterdam)
Chief Resilience Officer bij de gemeente Rotterdam Arnoud Molenaar sluit de bijeenkomst af. Hij begint met complimenten richting de monitor. “Er is met dit onderzoek een nieuwe manier gevonden om het ecosysteem in BoTu in kaart te brengen.” Hij wil de monitor goed benutten om de inspanningen verder te intensifiëren, in BoTu én andere Rotterdamse wijken. Wat hem het meeste is bijgebleven van de bijeenkomst? “Veerkracht kun je niet maken, maar we kunnen er wel de juiste condities voor scheppen.”
OVER HET PROGRAMMA VEERKRACHTIG BOTU 2028 EN DE MONITOR VEERKRACHT IN BOSPOLDER-TUSSENDIJKEN
In de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken (BoTu) heeft de afgelopen vijf jaar een innovatieve vorm van wijkontwikkeling plaatsgevonden. Binnen dit programma, Veerkrachtig BoTu 2028, werken bewoners, ondernemers, lokale organisaties en woningcorporatie Havensteder samen met de gemeente Rotterdam aan duurzame veranderingen. Het doel is om van BoTu in tien jaar tijd de eerste veerkrachtige wijk van Rotterdam te maken. Met het programma is ingezet op de versterking van het sociaal kapitaal van de wijk om onder meer sociale en ruimtelijke problemen het hoofd te bieden en om de wijk beter bestand te maken tegen toekomstige risico’s. In maart 2024 heeft Veldacademie de balans opgemaakt van de eerste helft van Veerkrachtig BoTu 2028, de periode 2019-2023, in de vorm van de monitor Veerkracht in Bospolder-Tussendijken. Download hier volledige monitor of de hand-out.