Nieuws

Twee bouwkundestudenten deden hun afstudeerproject bij de Veldacademie: "Heerlijk dat we zelf alles in de hand hebben"

 

Bouwkundestudenten Andrea Fitskie (23) en Martijn Sterk (25) studeren af bij Veldacademie in Rotterdam. Beide met een ontwerp voor een gebouw waar kwetsbare mensen gemakkelijker anderen kunnen ontmoeten en hun netwerk kunnen versterken.

door Melissa van Amerongen

 

Jullie besloten bij Veldacademie af te studeren, en niet in een van de andere Bouwkundestudio’s.
Andrea: “Wat ik in de bouwkundetijd gemist heb is een soort maatschappelijke relevantie of contact met andere mensen, je hebt altijd fictieve opgaven, en er zijn nooit echte mensen aanwezig en dat miste ik.”
Martijn: “Dat hele van voor naar achter, je begint met een locatie, dan ga je een analyse maken, dan kom je met een idee, en dan ga je fictief tweehonderd heel goedkope woningen bouwen voor studenten in de binnenstad van Amsterdam. Nou, daar was ik een beetje klaar mee. Het leuke van Veldacademie is dat je de input in je ontwerp krijgt van echte mensen. Als gezonde student kun je je moeilijk inbeelden hoe je je woonomgeving ervaart als je met een rollator loopt. Of in een scootmobiel zit.”

Andrea, jij verbouwde een portiekflat in de Rotterdamse wijk IJsselmonde tot een meergeneratiehuis. Wat is dat?
“Mensen moeten van de overheid een beroep doen op hun eigen netwerk, maar er zijn natuurlijk ook heel veel eenzame mensen in Rotterdam. Dus probeer je een netwerk in de directe woonomgeving te realiseren, zodat mensen het langer zelf kunnen uithouden zonder terug te vallen op professionele zorg. Het meergeneratiehuis is een gebouw waar verschillende generaties in wonen, zodat er korte lijnen voor informele zorg kunnen ontstaan. Het idee dat de gepensioneerde buurvrouw op de kinderen past, en dat de vader van de kinderen voor die mevrouw zware boodschappen kan doen.

Het is een beetje de heilige graal van de stedenbouw: zet mensen bij elkaar en er gebeurt iets moois. Heb je erover nagedacht onder welke voorwaarden er een gemeenschap kan ontstaan?
Andrea: “Je kunt als ontwerper niet afdwingen dat mensen elkaar groeten, maar je kan wel zorgen dat er goede voorwaarden ontstaan. Daar hebben we heel veel onderzoek naar gedaan. We hebben drie punten geïdentificeerd die ontmoeting kunnen stimuleren of de kans erop kunnen vergroten: (1) is visueel, dat je zichtlijnen maakt, zodat mensen elkaar in de ogen kunnen kijken. Dat is iets dat fout is gegaan in de naoorlogse portiekflats: op straatniveau kijk je tegen de dichte wanden van kelderboxen aan (2) is logistiek, dat heeft puur te maken met bewegingspatronen in een wijk, je kunt aan looproutes activiteiten verbinden. (3) is functie, je moet mensen uit huis lokken om ervoor te zorgen dat ontmoeting gaat plaatsvinden. Denk aan winkels, maar ook aan activiteiten die je thuis niet kunt uitvoeren, zoals spelen op straat of voetballen. “

Je kunt mijn gebouw zien als een machine, daar ga je kwetsbaar in en daar kom je zelfredzaam uit.

 
Martijn, jij ontwerpt iets nieuws, een buurtfabriek. Wat moet ik me daarbij voorstellen, buurthuis 2.0?
We hebben gesproken met de Parasolgroep, een soort van vereniging van zorgaanbieders en welzijnsaanbieders in IJsselmonde die samen op zoek zijn naar wat ze  ‘dorpsplein’ noemen. Je ziet dat er een ruimtelijke vraag ontstaat voor een gebouw of platform waar zorg en welzijn worden gecombineerd en waar ontmoeting centraal staat.

Je kunt mijn gebouw zien als een machine, daar ga je kwetsbaar in en daar kom je zelfredzaam uit (grijnst). De buurtfabriek is een plek waar mensen naartoe kunnen komen om dingen te doen en te maken. Een plek waar dagbesteding plaats kan vinden, maar het is ook een leuke plek om wat te gaan drinken, die zijn er niet veel in IJsselmonde. Er komt ook echt een werkplaats waar mensen iets kunnen maken om die buurt te kunnen verbeteren. Als je een voetbaltoernooi wilt organiseren kun je er een voetbaltribune bouwen. Er is zo veel verveling onder jongeren. Veel mensen zien een buurthuis als een stoffig iets waar mensen naartoe komen om te bingoën of om te gaan line-dansen, dat probeer ik te voorkomen. Het gaat om het in staat stellen van burgers, een plek voor jonge startups, dat als je een goed idee hebt, dat je begeleid kunt worden om daar te beginnen.

Waar loop je tegenaan?
Ik heb zitten worstelen met de flexibiliteit en met een slimme manier om het te organiseren en te regelen. Ik wil ervoor zorgen dat een aantal partijen sowieso willen instappen zodat de mix van zorg en welzijn vanzelf al ontstaat, en het heel makkelijk is om het gebouw organisch te laten groeien. Er komt een heel groot frame, een soort houten skelet. Alleen de kern koop je in een soort doosje, een ruimte met spullen die puur en alleen van jou zijn, alle activiteiten die naar buiten vloeien moeten in de gedeelde ruimtes plaatsvinden.

Andrea, wat vond jij het moeilijkste probleem dat je bent tegengekomen ?
Ik heb lang een gemeenschappelijk ruimte gewild, daar kan iedereen samenkomen, maar dat moet je veel meer definiëren. “Iedereen” is niet je doelgroep, je moet duidelijker maken wat je voor wie doet. Dat zie je nu in de wijk, er is nu één heel groot grasveld, in principe kan alles er plaatsvinden voor iedereen, maar daardoor gebeurt er juist niets. Je moet kaderen om het betekenis te geven. Ik ben nu bezig met een ontwerp voor de binnenruimten, daar maak ik onderscheid tussen actief en passief gebruik van de ruimte: verplaatsen of verblijven. Mensen gaan pas ergens verblijven als de voorwaarden goed zijn, als je uit de wind kunt zitten, als je er iets kunt drinken, noem maar op. 

Je probeert als architect het ideaal van de participatiemaatschappij vorm te geven.

 
Jullie zijn een lang weekend naar Berlijn geweest, met de hele Veldacademie.
In Berlijn hebben we vooral maatschappelijk vastgoed bekeken, zoals het Mehrgenerationhaus, maar ook andere voorbeelden van zelfinitiatief en participatie, zoals de Prinzessinnengarten, een soort urban farming of stadstuin waar iedereen kan instappen, en wat ook weer een sociaal platform is geworden voor andere innovators in Berlijn. Berlijn is daar heel ver in. De excursie hebben we zelf helemaal georganiseerd. Dat is trouwens wel typisch Veldacademie: je krijgt heel veel verantwoordelijkheid. Dat is soms wel irritant, maar het is ook heerlijk om alles zelf in de hand te hebben.

Je hebt nu een jaar aan een concreet thema gewerkt in de stad. Heb je ontdekt wat je meerwaarde is als architect?
Andrea: Waar we allebei mee werken is dat je met het welzijn van mensen de zorgvraag kunt uitstellen. Dat is positief voor de leefbaarheid van een wijk maar ook financieel. Je probeert als architect het ideaal van de participatiemaatschappij vorm te geven. Mensen in de zorg hebben idealen van hoe het moet werken, maar ze hebben geen verstand van de ruimtelijke voorwaarden ervoor.
Martijn: je leert ook het thema zorg en welzijn zo goed kennen. Ik durf nu echt een gesprek aan te gaan met een deskundige op dit gebied. We hebben zo veel gelezen en geschreven hierover, we weten wat er aan de hand is en nodig is.